Personen die thuis alleen op hun eigen instrument spelen, zouden hun gehoor net zoveel belasten als wanneer zij in orkestverband muziek maken.
Akoesticus en onderzoeker Remy Wenmaekers, die woensdag op zijn onderzoek promoveert aan de Technische Universiteit Eindhoven, ontwikkelde een rekenmodel dat het geluidsniveau in de oren van musicerende orkestleden berekent. Hij koos voor dit model in plaats van metingen ter plekke, omdat musici nooit hetzelfde geluidsniveau reproduceren.
Voor de basis van het model gebruikte hij opnames van orkestmuziek per instrument in een “dode” kamer, waar geen echo plaatsvindt. Deze resultaten vergeleek hij met metingen in een echt orkest.
Uit de vergelijking bleek dat de individuele musici regelmatig geluidsniveaus te horen krijgen die boven de 100 dB(A) uitstijgen. Het gehoor van trompettisten en fluitisten ondergaat tijdens luide passages gemiddelde geluidsniveaus van 95 tot 100 dB(A), die afkomstig zijn uit hun eigen instrument. Deze instrumenten worden gevolgd door de viool en de altviool, die geluidsniveaus opleveren van ruim boven de 90 dB(A).
Dit is vergelijkbaar met geluidsniveaus die optreden tijdens een rockconcert. In Europese regels is vastgelegd dat wanneer personen in aanraking komen met niveaus boven de 85 dB(A), zij verplicht gehoorbescherming moeten dragen op de werkvloer.
De enige instrumenten die een relatief zacht geluid produceren zijn volgens Wenmaekers de cello en de contrabas.
Onontkoombaar
Volgens Wenmaekers is het daarom raadzaam om als muzikant zachter te spelen of anders oordoppen te dragen.
“Een musicus met een slecht gehoor riskeert het verlies van zijn baan”, aldus de onderzoeker. “
Als je dat wil voorkomen, zijn oordoppen onontkoombaar. Tegelijkertijd wil je zo goed mogelijk presteren, en daarbij kunnen oordoppen een belemmering zijn. Muzikanten zullen er daarom van jongs af aan mee moeten leren spelen. Als je eenmaal gehoorproblemen hebt, ben je al te laat.”